Reich gold een tijdlang als de beste leerling van Freud, hij beschikte over het beste stel hersens in de psychoanalyse. Als jong analyticus in Wenen, vlak na de eerste wereldoorlog kreeg hij het vermoeden dat zijn clienten hun vroegere ervaringen in hun lichaam meedroegen. Hun emotionele pijn had de vorm van een soort gespannenheid die hij vergeleek met een pantser. In tien jaar tijd ontwikkelde hij een revolutionair systeem van lichaamsgerichte therapie, waarbij hij zich vooral richtte op de kenmerkende lichaamshoudingen van zijn clienten. Hij luisterde, observeerde, vervolgens raakte hij ze aan vanuit zijn fenomenale intuitie waar in het lichaam de herinneringen, de woede, en de angst ‘bevroren’ waren. Tot Reich’s verrassing ging het ‘ontdooien’ van ‘bevroren’ emoties vaak gepaard met een aangenaam ruisend gevoel dat hij ‘stromen’ noemde.
Reich’s clienten waren vaak gewone arbeiders. Via hun verhalen kwam hij tot het besef dat de problemen die hij bij hen waarnam, niet alleen een gevolg waren van wat ze in hun jeugd hadden meegemaakt, maar ook van maatschappelijke factoren zoals armoede, woningnood, werkeloosheid en huiselijk geweld. Ieder individu zo werd hem duidelijk, was onderworpen aan grotere krachten, die even grote problemen konden veroorzaken als Freuds centrale aandachtsgebied, de gezinsdynamiek. In de jaren tussen twee wereldoorlogen trachtte Reich, niet bang om het groots aan te pakken, twee grote diagnostische systemen en de behandeling van clienten te integreren, door het gedachtegoed van Freud in één waardevolle dialoog te wringen.
