Reich toonde aan hoe belangrijk het lichamelijke aspect was in psychotherapie. Evenals met zijn karakteranalyse maakte hij hiermee opnieuw een gebied toegankelijk dat door Freud over het hoofd was gezien. Het fysieke bleek vooral in de spieren te huizen, zij maakte zich kenbaar als bepaalde verkrampingen. Spierverkramping en karakterpantsering zijn functioneel identiek. Ook wanneer iemand niet spreekt doet zijn lichaam allerlei mededelingen, zijn gezicht, de schouders, zijn hele houding, alles drukt iets uit. Vaak kan dit niet onmiddellijk beschreven worden, maar geeft op den duur ook toegang tot het begrijpen van de mens. Want hierbij kan men niet liegen zoals met woorden.
Reich kwam tot de conclusie dat iedere spierverkramping zijn eigen geschiedenis kent en daarmee de zin van zijn bestaan. Daarom moest het hele lichaam in kaart worden gebracht. Hieruit kwamen vervolgens de segmenten voort. Wanneer de karakterpantsering zich door de spierpantsering kon uitdrukken, en omgekeerd, dan was de eenheid van psychische en lichamelijke functies in principe vastgesteld, en kon zij praktisch gestuurd worden. Reageerde een karakterologische remming niet op de psychische beïnvloeding dan maakte hij gebruik van de overeenkomstige lichaamshouding en omgekeerd. Kreeg hij vat op een beperkende lichamelijke houding, dan begon hij aan haar karakterologische uitdrukking te werken, waardoor de client zich ontspande. Deze ontdekking was een reusachtige stap voor waarst in de ontwikkeling van de lichaamsgerichte therapie